Wending

 

Mijn gedachten

dobberen

als een bootje op zee.

Ze lijken stuurloos

maar ik dobber

heerlijk mee.

 

Geen golf te hoog

geen dal te laag.

Verrassend  hoe een

leven

een wending kan nemen

als het roer wordt omgegooid.

Buitenschilderdag Bossche Palet

Buitenschilderen: voor mij een nieuw fenomeen.
Ik ben niet zo van de landschappen en zo, maar een vriendin vroeg of ik een keer zin had om mee te gaan. Dus waarom ook niet. Weer eens wat nieuws en dat is altijd leuk. Dat bleek ook te kloppen.

Met een groep van ca. 25 mensen van het Bossche Palet hebben we genoten van een buitenschilderdag. We verzamelden bij de Kilsdonkse molens:  een gerestaureerde windmolen en een oliemolen op waterkracht.
De molens liggen vlakbij Kasteel Heeswijk en een jaar of dertig geleden reed ik wekelijks langs de bouwval (alleen het stuk onder de omloop stond er nog) waarvoor men geld voor een restauratie probeerde in te zamelen. Wat met Europese hulp ook gelukt is.

Lees verder “Buitenschilderdag Bossche Palet”

Lamballen

Niet Aangeboren Hersenletsel

NAH

betekent beperkingen

ik moet het er mee doen.

 

Oude grenzen kloppen niet meer,

waar zijn nieuwe?

Ik wil vooruit

en toch het oude vasthouden.

 

Loslaten.

Wat een onderneming is dat.

Heeft iemand een handleiding?

Nee, die mag je zelf bedenken.

 

Veel teveel lege uren

moeten gevuld.

Niet allemaal, ik wil ook nog

lamballen in mijn eigen tijd.

 

Samoerai

 

Twee strijders bewegen

in een eeuwenoud ritueel

eer als het allerhoogste goed.

 

Wit gemarmerde gezichten

wapperende kleding

verstilt in de beweging

 

Felle uithalen, flitsend metaal

een slag stoïcijns gepareerd

met wapens die dodelijk

van schoonheid zijn.

 

Voorbij, voor altijd

met respect en waardigheid

eervol zelf de dood te kiezen

als een strijd verloren is.

 

Capoerista

Op het grasveldje in de brandende zon staat de kleine Juan dromerig voor zich uit te staren. In zijn stoffige kroeshaar blinken een paar zweetdruppeltjes. Zout zweet prikt in zijn ogen. Een flauwe glimlach speelt om zijn mond.
Het veldje is nauwelijks een grasveldje te noemen. Uit de rode grond steken her en der wat sprietjes die hun uiterste best doen de zon en de droogte te weerstaan. Alsof ze een symbool zijn voor al het leven in dit gebied. Juan merkt het niet. Proeft geen stof, voelt de hitte niet,  ziet de zinderende trillingen in de lucht niet meer. Hij is in  een andere wereld.

Met trots opgeheven hoofd overziet Juan zijn publiek. Hij kijkt Maria in haar bonte bloemenjurk recht in de ogen.
“Goed gedaan, Juan” roept Carlos en fluit schel tussen zijn tanden.
“Je bent mijn kampioen” juicht Francesca.
Consuela roept hem zoetsappige woordjes toe.“ Grandioso, mi amor” klinkt het boven het enthousiasme van de menigte uit.
Met een twintigtal spelers heeft hij muziek gemaakt en de oude Portugese slavenliederen meegezongen. Het donkere geroffel op de atabaque, het snerpende geluid van de berimbau en de pandeiro met zijn doffe klank en heldere belletjes zorgen voor een tropische atmosfeer en brengen Juan in een trance uit een ver verleden. Toeschouwers staan in een grote kring en volgen met hun handgeklap het ritme van de muziek, wetend dat ook zij deel uitmaken van deze eeuwenoude traditie.

Lees verder “Capoerista”

Foto bloesemmeisjes

Spelende meisjes

Ze hebben nog geen idee van de symboliek van de kersenbloesem en welke rol die speelt in de Japanse cultuur. Al spelend scheppen ze in een standje moeilijk beide handjes vol met kersenbloesems om ze vervolgens zo hoog als ze kunnen giechelend  de lucht in te gooien. Een spel van uren….. je hebt geen kind aan ze. Nog niet.

Verhalenverteller

De man zat in elkaar gedoken aan tafel. In zijn hand hield hij een gebroken horloge geklemd. Wezenloos keek hij voor zich uit alsof de wereld niet meer bestond.

Aan de andere kant van de tafel keek Jeroen Bartels op van zijn papieren. Het was rustig in de oude bibliotheek. Gedempt licht filterde de atmosfeer en kleurde de ruimte in geel- en roodbruine tinten. Het rook er naar boeken, oude en veelgelezen, nieuwe waar de inkt nog bijna vanaf droop. Boeken met een schat aan geschiedenissen en verhalen, wachtend op een gretige lezer. Ergens tikte een klok.

Bartels keek opzij naar de man. Hij intrigeerde hem. Hoe oud zou hij zijn en wat deed hij hier, vroeg hij zich af. Even aarzelde hij, maar toen haalde hij zijn schouders op alsof hij iets van zich af wilde schudden. Hij las verder in het voor hem liggende dikke wetboek, zijn laptop ernaast voor het noteren van belangrijke gegevens.

Even later keek hij weer op. Er was iets met die man. Hij wist het zeker. De trieste houding  met de verloren blik raakten hem. Hij schudde zijn hoofd. Nee, hij kon zich maar beter verdiepen in de stukken voor hem.
Weer werd zijn aandacht getrokken. Hoe tegengesteld was de serene rust van deze omgeving met de schichtige houding van deze man. Lees verder “Verhalenverteller”

Dodelijke lente

Het is prachtig weer. De zon schijnt en de bomen langs de weg laten aarzelend hun eerste lentegroen zien. Alles ademt voorjaar. Vogels schetteren hun lied en paarden en koeien springen door de wei, blij om na de strenge winter weer buiten te zijn.

Het is warm in de auto, een zweetdruppeltje glijdt langs mijn wang. Ik draai het raampje op een kier. Frisse voorjaarslucht komt naar binnen en ik snuif met volle teugen de geur van de  lente op.
De weg slingert in grote flauwe bochten van links naar rechts. Je zou er bijna dronken van worden. Tussen de bomen staat het kasteel van Heeswijk. Wat een machtig bouwwerk is dat toch en wat staat het hier prachtig in dit landschap. Ik zie mezelf al voorbij stuiven in een ridderharnas op een prachtig zwart paard, een vaandel meewapperend. Een glimlach krult om mijn lippen. Ik, een ridder.
Lees verder “Dodelijke lente”

Het rode gevaar

Mijn broer is niet thuis. Dit is mijn kans. Ik loop naar de achterste schuur. Het grind kraakt onder mijn voeten. Even houd ik mijn pas in. Zou ma me gehoord hebben?
Opgelucht loop ik verder, nu zonder geluid over de rand van het grasveld. Mijn voeten zakken weg in het zachte gras. Ik maak de deur van het kolenhok open, die meteen achter me weer dicht valt. Door het raamkozijn zonder ruit valt een streep licht naar binnen. Daar hangt ie in het schemerlicht voor de berg kolen aan het plafond aan twee haken. Ik kan hem net aanraken. De wielrenfiets van mijn broer.

Ik klim op het trapje dat er staat en voorzichtig til ik de fiets uit de beugels. De fiets is superlicht en ik geniet van het gevoel van het koude metaal aan mijn handen, de geur van de banden, het plakkerige tape van de handgrepen. Met een liefkozend gebaar strijk ik over het glanzend rode frame. Ik duw de deur open  en gluur naar buiten. Niemand te zien. Met mijn ene hand stuur ik de fiets naar buiten terwijl ik met mijn andere hand de deur openhoudt.

Ik zet mijn linker voet op het pedaal, maak het riempje vast. Ik leun tegen de schuur zodat ik mijn andere voet op het pedaal kan zetten. Ik zet af en rijd eerst voorzichtig, dan een beetje slingerend het tuinpad af. Ik schakel  en hoor het geratel van de versnelling die pakt. Wat een heerlijk geluid. Met een zwierige bocht neem ik de hoek naar de straat en rijd recht in de armen van mijn moeder. “Naar binnen!” zegt ze, haar vinger gebiedend wijzend naar de oprit van de tuin, maar ik zwenk om haar heen, maak snelheid en rijd triomfantelijk tot mijn eigen verbazing de straat in, mijn moeder in totale verbijstering achterlatend.