Beeldvorming

Ze was een kwartier te vroeg. Gespannen en met zorg koos ze een tafeltje uit in het donkerbruine café net buiten het centrum. Het kaarslicht scheen op de knalgele zonnebloem die ze als herkenningsteken had meegebracht. Ze had zich zorgvuldig opgemaakt en de lelijke kant van haar gezicht zo goed mogelijk gecamoufleerd.

“Hallo dame met de zonnebloem.  Azra?”
Ze draaide zich om, haar gezicht half naar hem toe.
“Ja, en dan ben jij Paul. Wat leuk je eindelijk eens te ontmoeten.”
Hij pakte haar hand en drukte er een klein pakje in. “ Het is niets bijzonders hoor”, verzekerde Paul terwijl er een kleine Boeddha met knapzak tevoorschijn kwam.  “Een Boeddha moet je cadeau krijgen en deze wenst je geluk op je reis door het leven. En ik hoop een stuk van die reis mee te mogen beleven.”
Ze voelde dat ze een kleur kreeg . “Wat een leuk idee van je. Oh, wat erg, ik heb helemaal niets voor jou meegebracht”. Lees verder “Beeldvorming”

Wespenflat

Een vriendin van mij heeft een leuk huis met tuin in een mooie omgeving. Soms verrast moeder natuur haar met een mooie aangewaaide plant of gezellige beestjes. Maar soms….

Dit jaar werd ze verrast met gezoem bij het keukenraam.
Onaangenaam verrast kun je wel zeggen, want er bevond zich een serieus wespenprobleem op een wel heel bijzondere plek.  Niet dat het om van die grote enge wespen ging,  zoals de Grote Hoornaar die sinds
een aantal maanden weer in Nederland wordt gesignaleerd en die ook wel “monsterwesp” wordt genoemd. Nee, hier ging het om kleine lieftallige wespjes, maar daarom niet minder vervelend. Lees verder “Wespenflat”

Mijn vader en zijn typemachine

De oude typemachine van mijn vader staat nu bij mij thuis stoffig en vuil te wezen.
Zomaar op een dag kwam hij mijn leven weer binnen. Via, via, geen idee waar dat logge ding weer boven water is gekomen.
Het donkerblauwe vilten matje wat er onder hoorde te liggen om het geluid te dempen, is verdwenen. Sommige letters zijn wat versleten door het vele gebruik. Een zwaar gietijzeren bakbeest uit 1949. Bij de oud-ijzer-boer zou het ding heel wat geld opbrengen.
Er zit nog een rood-zwart lint op. Alles werkt nog en ik zou ’m zo weer kunnen gebruiken als dat ding niet zo smerig zou zijn. Ik zou ‘m moeten schoonmaken, maar heb geen idee hoe dat aan te pakken.

Lees verder “Mijn vader en zijn typemachine”

Capoerista

Op het grasveldje in de brandende zon staat de kleine Juan dromerig voor zich uit te staren. In zijn stoffige kroeshaar blinken een paar zweetdruppeltjes. Zout zweet prikt in zijn ogen. Een flauwe glimlach speelt om zijn mond.
Het veldje is nauwelijks een grasveldje te noemen. Uit de rode grond steken her en der wat sprietjes die hun uiterste best doen de zon en de droogte te weerstaan. Alsof ze een symbool zijn voor al het leven in dit gebied. Juan merkt het niet. Proeft geen stof, voelt de hitte niet,  ziet de zinderende trillingen in de lucht niet meer. Hij is in  een andere wereld.

Met trots opgeheven hoofd overziet Juan zijn publiek. Hij kijkt Maria in haar bonte bloemenjurk recht in de ogen.
“Goed gedaan, Juan” roept Carlos en fluit schel tussen zijn tanden.
“Je bent mijn kampioen” juicht Francesca.
Consuela roept hem zoetsappige woordjes toe.“ Grandioso, mi amor” klinkt het boven het enthousiasme van de menigte uit.
Met een twintigtal spelers heeft hij muziek gemaakt en de oude Portugese slavenliederen meegezongen. Het donkere geroffel op de atabaque, het snerpende geluid van de berimbau en de pandeiro met zijn doffe klank en heldere belletjes zorgen voor een tropische atmosfeer en brengen Juan in een trance uit een ver verleden. Toeschouwers staan in een grote kring en volgen met hun handgeklap het ritme van de muziek, wetend dat ook zij deel uitmaken van deze eeuwenoude traditie.

Lees verder “Capoerista”

Verhalenverteller

De man zat in elkaar gedoken aan tafel. In zijn hand hield hij een gebroken horloge geklemd. Wezenloos keek hij voor zich uit alsof de wereld niet meer bestond.

Aan de andere kant van de tafel keek Jeroen Bartels op van zijn papieren. Het was rustig in de oude bibliotheek. Gedempt licht filterde de atmosfeer en kleurde de ruimte in geel- en roodbruine tinten. Het rook er naar boeken, oude en veelgelezen, nieuwe waar de inkt nog bijna vanaf droop. Boeken met een schat aan geschiedenissen en verhalen, wachtend op een gretige lezer. Ergens tikte een klok.

Bartels keek opzij naar de man. Hij intrigeerde hem. Hoe oud zou hij zijn en wat deed hij hier, vroeg hij zich af. Even aarzelde hij, maar toen haalde hij zijn schouders op alsof hij iets van zich af wilde schudden. Hij las verder in het voor hem liggende dikke wetboek, zijn laptop ernaast voor het noteren van belangrijke gegevens.

Even later keek hij weer op. Er was iets met die man. Hij wist het zeker. De trieste houding  met de verloren blik raakten hem. Hij schudde zijn hoofd. Nee, hij kon zich maar beter verdiepen in de stukken voor hem.
Weer werd zijn aandacht getrokken. Hoe tegengesteld was de serene rust van deze omgeving met de schichtige houding van deze man. Lees verder “Verhalenverteller”

Dodelijke lente

Het is prachtig weer. De zon schijnt en de bomen langs de weg laten aarzelend hun eerste lentegroen zien. Alles ademt voorjaar. Vogels schetteren hun lied en paarden en koeien springen door de wei, blij om na de strenge winter weer buiten te zijn.

Het is warm in de auto, een zweetdruppeltje glijdt langs mijn wang. Ik draai het raampje op een kier. Frisse voorjaarslucht komt naar binnen en ik snuif met volle teugen de geur van de  lente op.
De weg slingert in grote flauwe bochten van links naar rechts. Je zou er bijna dronken van worden. Tussen de bomen staat het kasteel van Heeswijk. Wat een machtig bouwwerk is dat toch en wat staat het hier prachtig in dit landschap. Ik zie mezelf al voorbij stuiven in een ridderharnas op een prachtig zwart paard, een vaandel meewapperend. Een glimlach krult om mijn lippen. Ik, een ridder.
Lees verder “Dodelijke lente”

Het rode gevaar

Mijn broer is niet thuis. Dit is mijn kans. Ik loop naar de achterste schuur. Het grind kraakt onder mijn voeten. Even houd ik mijn pas in. Zou ma me gehoord hebben?
Opgelucht loop ik verder, nu zonder geluid over de rand van het grasveld. Mijn voeten zakken weg in het zachte gras. Ik maak de deur van het kolenhok open, die meteen achter me weer dicht valt. Door het raamkozijn zonder ruit valt een streep licht naar binnen. Daar hangt ie in het schemerlicht voor de berg kolen aan het plafond aan twee haken. Ik kan hem net aanraken. De wielrenfiets van mijn broer.

Ik klim op het trapje dat er staat en voorzichtig til ik de fiets uit de beugels. De fiets is superlicht en ik geniet van het gevoel van het koude metaal aan mijn handen, de geur van de banden, het plakkerige tape van de handgrepen. Met een liefkozend gebaar strijk ik over het glanzend rode frame. Ik duw de deur open  en gluur naar buiten. Niemand te zien. Met mijn ene hand stuur ik de fiets naar buiten terwijl ik met mijn andere hand de deur openhoudt.

Ik zet mijn linker voet op het pedaal, maak het riempje vast. Ik leun tegen de schuur zodat ik mijn andere voet op het pedaal kan zetten. Ik zet af en rijd eerst voorzichtig, dan een beetje slingerend het tuinpad af. Ik schakel  en hoor het geratel van de versnelling die pakt. Wat een heerlijk geluid. Met een zwierige bocht neem ik de hoek naar de straat en rijd recht in de armen van mijn moeder. “Naar binnen!” zegt ze, haar vinger gebiedend wijzend naar de oprit van de tuin, maar ik zwenk om haar heen, maak snelheid en rijd triomfantelijk tot mijn eigen verbazing de straat in, mijn moeder in totale verbijstering achterlatend.

Herinnering aan Felix

Ik heb zo’n zwart-witte kat gehad. Zo’n Felixkat, je kent ‘m wel uit de reclame van kattenvoer.
Nou heette die kat van mij ook Felix want mijn zoon  heeft een tijd de gewoonte gehad de katten naar merken kattenvoer te noemen. Zo hebben we ook een Tompoes en een Sheba gehad.

Felix is 16 jaar en ik ben jaloers op dat beest. Jaloers op de soepelheid van die heer op leeftijd. Oké, hij heeft een beetje hulp nodig om op de schutting te klimmen. Maar toch. Kijk hem nou eens zitten. In het najaarszonnetje, balancerend op de plankdelen van de schutting. De voorpoten op één plank, de achterpoten op twee planken en de staart gekruld om een derde. Zijn neus vooruit, de nek gestrekt, de kop richting zon alsof hij zo dicht mogelijk bij de zon wil komen.

Jaloers ben ik op zijn gevoel voor evenwicht. Want laten we wel wezen, ik was allang van die schutting gelazerd. Jaloers op zijn relaxte manier van genieten. Onverstoorbaar. Niet onder de indruk van de  beukennootjes en de eikeltjes die nu aan alle kanten om hem heen uit de bomen vallen. Niet verleid door vogels die met een hoop drukte voorbij komen. Hij ziet er geen smakelijke hap in en het is hem nu waarschijnlijk ook teveel werk. Nee, hij geniet teveel van dit prachtige nazomerweer.  En de vogels ….. die weten het inmiddels wel. Felix heeft geen interesse in ze, dus zijn ze minder op hun hoede.

Soms valt ie in slaap daar boven op die schutting. Om met een enorme plof wakker te worden. In een dik  zacht bladerdek terecht gekomen en zich afvragend wat ie daar nu weer doet. Even een geritsel en een gescharrel door de bladeren en ja hoor, daar is ie weer bovenop de schutting om weer relaxt weg te doezelen. Geen angstdromen over doorwerken na je 65ste. Geen vragen over hoe zijn pensioen er uit zal zien. Geen problemen over huisvesting en verzorging. Een paar keer zielig mauwen en zijn baasje laat hem wel weer binnen.

Nee, Felix die kat op leeftijd, heeft het nog niet zo slecht.

Herfstwarmte

Het is een mooi herfstdag in 1958. De goudgele en roodbruine bladeren van de bomen gloeien in de zon. Een eekhoorn rent voorbij over het gras, onzichtbaar zingt een merel  zijn lied. Binnen brandt de kachel al, want het is best fris geworden in huis. Ik zit in de voorkamer waar veel ramen met glas in lood zijn. Dat geeft een speciaal licht, vooral nu. De kou komt met gemak door de ruiten. Zelfs de zware bordeauxrode velours gordijnen houden hem in de winter nauwelijks buiten. De tussendeuren met de kleine glas-in-loodraampjes zijn dicht geschoven. Er staat een kolenkit naast de kachel. Zo meteen moet iemand van ons dat ding in het kolenhok gaan vullen. We hebben er allemaal een hekel aan, helemaal achter in de tuin in het donkere onverlichte hok kolen scheppen en heel erg oppassen dat je niet zwart wordt. Wat bijna een onmogelijke opgave is, het gruis is overal. Maar nu hoeft dat nog niet, de kachel brandt nog als een beste.
Lees verder “Herfstwarmte”

Kuifmezen, de vogels zijn gevlogen (3)

Er ligt een vreemd hoopje op een van de plantenbakken. Het is een dood vogeltje, een van de meesjes. Hoe komt ie daar? Zelf kan hij nog niet vliegen. Heeft een van de ouders hem het nest uitgewerkt? Te mager, te klein, te weinig overlevingskansen? De keus is snel gemaakt, de ouders moeten aan de rest van het nest denken.
De volgende dag ligt er weer een dood vogeltje. Er is een harde strijd gaande. Een jong wordt bijna geplet door de anderen. Hij blijft achter in de groei.
Survival of the fittest.
Er blijven  uiteindelijk maar vier vogeltjes over. Lees verder “Kuifmezen, de vogels zijn gevlogen (3)”