Capoerista

Op het grasveldje in de brandende zon staat de kleine Juan dromerig voor zich uit te staren. In zijn stoffige kroeshaar blinken een paar zweetdruppeltjes. Zout zweet prikt in zijn ogen. Een flauwe glimlach speelt om zijn mond.
Het veldje is nauwelijks een grasveldje te noemen. Uit de rode grond steken her en der wat sprietjes die hun uiterste best doen de zon en de droogte te weerstaan. Alsof ze een symbool zijn voor al het leven in dit gebied. Juan merkt het niet. Proeft geen stof, voelt de hitte niet,  ziet de zinderende trillingen in de lucht niet meer. Hij is in  een andere wereld.

Met trots opgeheven hoofd overziet Juan zijn publiek. Hij kijkt Maria in haar bonte bloemenjurk recht in de ogen.
“Goed gedaan, Juan” roept Carlos en fluit schel tussen zijn tanden.
“Je bent mijn kampioen” juicht Francesca.
Consuela roept hem zoetsappige woordjes toe.“ Grandioso, mi amor” klinkt het boven het enthousiasme van de menigte uit.
Met een twintigtal spelers heeft hij muziek gemaakt en de oude Portugese slavenliederen meegezongen. Het donkere geroffel op de atabaque, het snerpende geluid van de berimbau en de pandeiro met zijn doffe klank en heldere belletjes zorgen voor een tropische atmosfeer en brengen Juan in een trance uit een ver verleden. Toeschouwers staan in een grote kring en volgen met hun handgeklap het ritme van de muziek, wetend dat ook zij deel uitmaken van deze eeuwenoude traditie.

Lees verder “Capoerista”

Verhalenverteller

De man zat in elkaar gedoken aan tafel. In zijn hand hield hij een gebroken horloge geklemd. Wezenloos keek hij voor zich uit alsof de wereld niet meer bestond.

Aan de andere kant van de tafel keek Jeroen Bartels op van zijn papieren. Het was rustig in de oude bibliotheek. Gedempt licht filterde de atmosfeer en kleurde de ruimte in geel- en roodbruine tinten. Het rook er naar boeken, oude en veelgelezen, nieuwe waar de inkt nog bijna vanaf droop. Boeken met een schat aan geschiedenissen en verhalen, wachtend op een gretige lezer. Ergens tikte een klok.

Bartels keek opzij naar de man. Hij intrigeerde hem. Hoe oud zou hij zijn en wat deed hij hier, vroeg hij zich af. Even aarzelde hij, maar toen haalde hij zijn schouders op alsof hij iets van zich af wilde schudden. Hij las verder in het voor hem liggende dikke wetboek, zijn laptop ernaast voor het noteren van belangrijke gegevens.

Even later keek hij weer op. Er was iets met die man. Hij wist het zeker. De trieste houding  met de verloren blik raakten hem. Hij schudde zijn hoofd. Nee, hij kon zich maar beter verdiepen in de stukken voor hem.
Weer werd zijn aandacht getrokken. Hoe tegengesteld was de serene rust van deze omgeving met de schichtige houding van deze man. Lees verder “Verhalenverteller”

Dodelijke lente

Het is prachtig weer. De zon schijnt en de bomen langs de weg laten aarzelend hun eerste lentegroen zien. Alles ademt voorjaar. Vogels schetteren hun lied en paarden en koeien springen door de wei, blij om na de strenge winter weer buiten te zijn.

Het is warm in de auto, een zweetdruppeltje glijdt langs mijn wang. Ik draai het raampje op een kier. Frisse voorjaarslucht komt naar binnen en ik snuif met volle teugen de geur van de  lente op.
De weg slingert in grote flauwe bochten van links naar rechts. Je zou er bijna dronken van worden. Tussen de bomen staat het kasteel van Heeswijk. Wat een machtig bouwwerk is dat toch en wat staat het hier prachtig in dit landschap. Ik zie mezelf al voorbij stuiven in een ridderharnas op een prachtig zwart paard, een vaandel meewapperend. Een glimlach krult om mijn lippen. Ik, een ridder.
Lees verder “Dodelijke lente”

Kuifmezen, de vogels zijn gevlogen (3)

Er ligt een vreemd hoopje op een van de plantenbakken. Het is een dood vogeltje, een van de meesjes. Hoe komt ie daar? Zelf kan hij nog niet vliegen. Heeft een van de ouders hem het nest uitgewerkt? Te mager, te klein, te weinig overlevingskansen? De keus is snel gemaakt, de ouders moeten aan de rest van het nest denken.
De volgende dag ligt er weer een dood vogeltje. Er is een harde strijd gaande. Een jong wordt bijna geplet door de anderen. Hij blijft achter in de groei.
Survival of the fittest.
Er blijven  uiteindelijk maar vier vogeltjes over. Lees verder “Kuifmezen, de vogels zijn gevlogen (3)”

Koolmezen = kuifmezen (2)

“In mei leggen alle vogels een ei.”  Hoewel het nog april is, lijkt het er op dat er eitjes zijn gelegd en dat er gebroed wordt. Het zal wel door het warme weer komen dat ze zo vroeg zijn..
Begin mei zijn er jongen want  ik zie  twee  vogels af en aan vliegen met in hun bekjes kronkelende rupsjes. Elke minuut een voedselvlucht.

Ik heb bewondering voor de beide ouders. Wat een werk hebben die aan hun kroost.
’s Morgens rond half zes vliegen ze voor het eerst uit en dat gaat de hele dag door
tot een uur of acht. Alle bomen en struiken worden afgestruind op zoek naar voer. Er lijkt geen moment pauze te zijn. Lees verder “Koolmezen = kuifmezen (2)”

Geluk

Er waren eens een man en een vrouw. Ze hielden erg veel van elkaar.
De man vertelde aan iedereen die het maar wilde horen hoe gelukkig hij was met zijn vrouw. Dat hij zo geboft had met haar, veel van haar hield en veel van haar had geleerd. Zijn vrouw vertelde hij dat zij de enige was en dat hij alles voor haar over had.
Dus begon hij een verhouding.

Ze verhuisden naar een groter en mooier huis met een prachtige tuin.
En weer vertelde de man aan iedereen die het maar horen wilde dat ie zo gelukkig was met zijn vrouw en zijn nieuwe huis met de prachtige tuin en dat hij er goed voor zou zorgen.
Dus nam de man vakantie  en ging op alleen reis.

De man en de vrouw kregen samen een kind.
En weer vertelde de man aan iedereen die het maar horen wilde hoe gelukkig hij was met zijn vrouw, met zijn kind en zijn nieuwe huis met de prachtige tuin. Zijn vrouw en zijn kind vertelde dat hij alles voor ze over had en er altijd voor ze zou zijn.
Dus keek hij tv terwijl zijn vrouw voor de huilende baby zorgde.

Toen het huis en de tuin ingericht waren zoals ze het zich gedroomd had, moest de vrouw gelukkig zijn met haar man, haar kind en haar huis met prachtige tuin.
Maar ze was er te moe voor. Te moe doordat ze al die tijd de man had helpen herinneren hoe gelukkig hij was met haar zodat ie eens een avond thuisbleef. Hoe gelukkig hij was met zijn kind, zodat ie ook eens een keer de huilende baby koesterde. Hoe gelukkig hij was met zijn huis met prachtige tuin, zodat ie ook eens wat repareerde of het gras maaide.
Dus ging de vrouw weg en liet hem het huis met de  prachtige tuin.

En de vrouw? Ze nam haar kind mee, viel met hem in haar armen in slaap en droomde van een prins die haar wakker kuste.

 

 

 

 

 

Pokerface

Thomas zit onderuit gezakt op de bank naar de tv te kijken. Het programma gaat volledig aan hem voorbij. Rook kringelt omhoog uit de overvolle asbak. De koffie is koud geworden. Buiten is het somber, het regent en stormt al de hele ochtend. Code Oranje volgens het KNMI. Dat geeft hem wel het gevoel dat het lot hem gunstig gezind is. Onmogelijk dat Fenna nu haar rijbewijs haalt. Zouden zijn schietgebedjes geholpen hebben?
Hij ergert zich meteen mateloos aan deze gedachte. Hij zucht. Wie had dat ook gedacht. Gezellig met het personeelsuitje naar het casino. Hij was er nog nooit geweest en voelde zich dan ook als een kleine jongen die op avontuur is. Black Jack, roulette, gokkast en fruitautomaat konden hem niet boeien, maar het pokerspel had hem al snel te pakken gekregen. Aan het einde van de avond had hij niet alleen de inleg die alle personeelsleden hadden gekregen vergokt, maar ook al het geld dat hij voor de trip naar Parijs met Fenna had gespaard was als sneeuw voor de zon verdwenen. Hij stampvoet nog bij de gedachte er aan, boos als een klein kind. Hoe had hij toch zo stom kunnen zijn. Zijn hoofd bonkt, te weinig slaap, teveel drank en een dijk van een probleem. Koortsachtig had hij vannacht zijn hersens gepijnigd over een oplossing, die hij uiteindelijk vond. Hij was er niet trots op. Maar hij zag geen andere uitweg, geen andere keus dan de haar beloofde trip naar Parijs uit te stellen. Lees verder “Pokerface”

Koolmezen (1)

Dat het voorjaar is, is wel duidelijk. Op het balkon lopen de planten uit, het kerstappeltje staat vol in bloei. Een enkel rood appeltje van vorig jaar geeft nog wat kleur tussen de wit-roze bloesems.

In de koolmeeshuisjes is het een drukte van belang. Er hangen drie huisjes. Een is er afgekeurd. Verkeerde kleur? Verkeerde plaats?
De twee anderen worden in bezit genomen. Ik kijk met bewondering hoe op de kleine ronde nestgaatjes wordt aangevlogen. Geen enkele keer stoten de vogeltjes hun koppie. Millimeterwerk op volle snelheid.

Al gauw ontstaat er gedoe tussen twee koolmezen. Blijkbaar willen ze allebei hetzelfde huisje. Of zitten ze te dicht op elkaars snavel en willen ze meer privacy.
Na een hoop herrie is het stil.  Ik zie dat er één koolmees triomfantelijk op een stuk boomstam zit te pronken. Hij heeft de ander verjaagd.

Lees verder “Koolmezen (1)”

Ontmoeting

Hij kwam aangelopen over het pad. Hij keek op zijn horloge. Was hij te vroeg? Het was nog zo stil. Er ritselde een blad, hij hoorde het kabbelen van de beek. Een vogel krijste onheilspellend. Hij schudde met zijn schouders alsof hij iets van zich af wilde gooien. Hoe zou het zijn om Mario na zoveel jaren weer te zien op deze zo vertrouwde plek? Zijn hart bonkte in zijn keel. Gespannen keek hij om zich heen,  herkende de omgeving, maar toch leek alles zo anders.

Het pad kronkelde naar het kasteel dat verder weg leek dan daarnet. Hoe had hij zo stom kunnen zijn om hier op deze afgelegen plek af te spreken. Zo leuk was hun laatste ontmoeting nu ook weer niet geweest. De spanning in zijn lijf kreeg een randje angst.

Plots stond hij voor de poort van het kasteel, die uitnodigend geopend was alsof hij van deze afspraak wist. De roze springbalsemienen, die als sierlijke joffers over het water bogen als een soort welkom, leken onzichtbaar voor zijn blik. Hij zag hun schoonheid niet.

Lees verder “Ontmoeting”