Van kabouters en koeien

Het is mooi weer en erg warm voor de tijd van het jaar. We zoeken wat verkoeling in het bos. Er is een groot dennenbos dat er donker en onheilspellend uitziet. Goed voor enge verhalen over spookridders en dwaallichtjes. Maar het stoere jochie aan mijn hand voelt vandaag meer voor de machtige beukenbomen met hun vriendelijke kleuren. Spannende verhalen komen wel een volgende keer, als het wat donkerder is in het bos. Dan is het pas echt eng want dan komen de spoken, nimfen en andere zweefwezens er bij. Nu zijn ze nog ver weg en niet half zo eng als hij ze later zal vinden. Hij houdt wel van goed griezelen.

Het water van een vennetje schittert als de zon  tussen de takken door priemt. Het is heerlijk om aan de hand van zo’n ventje door het bos te lopen. Zijn fantasie kent geen grenzen en de werkelijkheid in het bos ziet er voor hem heel anders uit dan voor mij. Veel spannender, leuker. Hij laat me met andere ogen kijken en ik ga graag mee in zijn fantasieën.
Het rood van de paddenstoelen kleurt mee in het groen en het bruin van de bladeren. Overal ziet hij kabouter Spillebeen, Sneeuwwitje met ik-weet-niet-hoeveel kabouters, de spin Anansi, de Wolf en Roodkapje en andere sprookjesfiguren. Hij verzint er zelf ook de nodige bij, glundert bij elke nieuwe ontdekking.

“De benen van Pinokkio”roept hij blij verrast.  “Deze waren zeker niet goed en toen heeft zijn vader Gi…, Gi…, hoe heet ie ook alweer,  maar een paar nieuwe gemaakt. Handig, hè, dat je zo een paar nieuwe kunt maken?”
Wijsneus, waar haalt ie het vandaan. Maar als ik goed kijk zie ik het ook, de nog onbeschilderde houten beentjes van Pinokkio steken uit een rommeltje aan afvalhout en takjes.

We komen bij een afgezaagde boomstam waar mossen op groeien. Hij ziet onmiddellijk een podium waar een kabouterband snoeiharde rockmuziek speelt. De mosjes, die de vorm van kleine boompjes hebben, zijn de coulissen. Van school weet hij wat dat zijn en het boeit hem mateloos, dat muziek maken, toneelspelen, op een podium staan.

Er hangen druppels water aan de sprieten van een graspol. “Edelstenen”, zegt hij vol overtuiging. “Daar maken de kabouters een kroontje voor de koningin van.”  Ik geniet met hem mee.
Het begint te donkeren en we gaan naar huis. Onderweg vertelt ie dat ie de volgende keer naar de grote koeien wil. Een ervan is jarig en geeft een feestje en dan moet ik pannenkoeken voor ze bakken. Natuurlijk.
Ik zie het beeld voor me. Koeien met een feestmuts aan de rozijnen-, appel- en spekpannenkoeken. Ik word er nu al helemaal blij van.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *